Samenvatting
Deze roman gaat over Leonore Verhuell, een jonge diplomate op de Nederlandse ambassade in Suriname, in het begin van de jaren tachtig.
Door haar intellectuele capaciteiten en aantrekkelijke verschijning heeft zij nog een veelbelovende carrière voor de boeg.
Het is uiterst onrustig in Suriname. Na een staatsgreep door jeugdige onderofficieren glijdt het land snel in de richting van een linkse militaire dictatuur.
Ernstige mensenrechtenschendingen vinden plaats, culminerend in de Decembermoorden van 1982.
In New York woont Leonore's oudere vriend Tadeusz Winiarski, die zij jaren tevoren in Polen heeft ontmoet en die haar voor het eerst over het bestaan van de Freecountry Club inlicht.
Samen met hem beweegt zij zich in het hachelijke avontuur om de wrede machthebbers in Suriname ten val te brengen, met behulp van Amerikaanse huurlingen.
Deze voor een Nederlandse diplomate uiterst ongebruikelijke gedragslijn brengt haar voorspoedige loopbaan in de buitenlandse dienst in gevaar, maar zij waagt de gok.
Waarom wil Leonore dit risico lopen? Factoren als bewogenheid met de geteisterde Surinaamse bevolking en haar grote liefde voor Tadeusz spelen een rol, maar dat is niet het enige. Ze wordt gegrepen door de idealen van de Freecountry Club, maar waarom?
Dit verhaal speelt achtereenvolgens in Warschau tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog, het vervallen en troosteloze Georgetown in Guyana, het vroegere bagno van Frans-Guyana, een oude plantagewoning aan de wijde monding van de Suriname rivier en een knus dorpje ten noorden van Genève.
Op die tocht wordt Leonore geconfronteerd met de onduidelijke bemoeienissen van diverse geheime diensten en de sinistere acties van de neonazistische agent Sjeng Fockma, die nog een appeltje met haar te schillen heeft.
In de antieke dekenkist die Leonore jaren tevoren van haar moeder heeft geërfd ligt het geheim van haar drijfveren verborgen.
Pas op de laatste bladzijden van dit boek wordt de lezer een kijkje in die kist gegund, waarna de ontknoping volgt in Suriname.